Miriam Grootscholten. Over tradities, genres, auteurs en ontwikkelingen en in het Nederlandse taalgebied het enige overzichtswerk van dit onderwerp. Hoe je een overzicht kunt geven van de literatuur van een heel continent, daar zijn de auteurs ook bescheiden in: deze is in 400 pagina’s niet te vatten in ieder geval.
Er worden voornamelijk belangrijke lijnen getrokken en er wordt een, zoveel als mogelijk, representatieve selectie gemaakt.
Mineke Schipper, emeritus hoogleraar Interculturele wetenschap van de Universiteit Leiden schreef dit boek voor het eerst in 1983 en de heruitgave uit 1990 is inmiddels dertig jaar oud. Deze nieuwe uitgave verzorgde ze in samenwerking met Daniela Merolla, hoogleraar Berberliteratuur en –kunst aan de Sorbonne en Ingrid Brinkman, professor Afrikastudies aan de Universiteit Gent.
Het boek bestaat uit drie delen: mondelinge literatuur, geschreven literatuur en een deel over nieuwe media, transnationalisme en literaire kritiek.
De mondelinge literatuur krijgt veel aandacht: in het Westen hebben wij die in de vorm van bijvoorbeeld songteksten en poetry slams, maar in Afrika is deze vorm sterker aanwezig als kunstvorm. Mondelinge literatuur bestaat in alle genres, zoals epen, mythen, historische verhalen en poëzie. Denk bijvoorbeeld aan de griots in West-Afrika die onder meer grote strijders bezingen. Ook genres die niet bij de geschreven literatuur te vinden zijn, bestaan in de mondelinge literatuur: jachtliederen, werkliederen, dilemmaverhalen. Het is niet zo dat dit met name landinwaarts uitgeoefend wordt, in gebieden waar mensen ver uit elkaar wonen, want de verstedelijking heeft er niet voor gezorgd dat de mondelinge literatuur minder populair wordt.
In het deel over geschreven literatuur is er het onderscheid tussen literatuur in het Engels, Frans, Portugees en Spaans en literatuur in Afrikaanse talen. Omdat de Afrikaanse talen een groter bereik hebben bij het volk-de taal van de voormalige koloniale bezetter wordt niet overal gesproken- en omdat literatuur vaak commentaar levert op de samenleving, is deze bij de autoriteiten niet altijd even populair. Veel hiervan is nog immer niet vertaald en er zijn ook nog auteurs die blijvend voorstander zijn van het schrijven in hun moedertaal, zoals de Keniaan Ngugi Wa Thiong’o.
Na 1990, het jaartal van de vorige uitgave van dit boek, is een keur van nieuwe schrijvers verschenen. Een selectie wordt beschreven. Ook wordt de relevante vraag gesteld of de romans van migranten als Chimamanda Ngozie Adichie en Teju Cole wel tot Afrikaanse letterkunde gerekend kunnen worden. In het deel over transnationalisme komt dit weer terug.
Het derde deel gaat over de nieuwe media, literatuurkritiek en zoals gezegd transnationalisme. De stukken in deze studie zijn wisselend in kwaliteit: zo krijgt het onderwerp Negritude veel aandacht in een degelijk stuk, terwijl de Zuid-Afrikaanse literatuur in het Afrikaans wat hapsnap wordt behandeld. De grote roman Agaath van Marlène van Niekerk wordt een omgekeerde `plaasroman’ genoemd maar de uitleg ontbreekt. (Later komt de Zuid-Afrikaanse literatuur nogmaals aan bod en dan wordt het ruimschoots goedgemaakt.) Ook de literatuurlijst kent wat slordigheden: primaire en secundaire literatuur hadden gescheiden mogen worden en er wordt niet consequent melding gemaakt of er al dan niet een vertaling voor handen is. De kracht en denkelijk ook het doel van dit veelomvattende werk is dat het een aanzet is tot verder onderzoek en tot verder lezen. Wat dat betreft is de missie geslaagd, er worden voldoende onderwerpen voor nader onderzoek aangedragen en de literatuurlijst is dusdanig omvangrijk dat men een leven lang zoet kan zijn. En zolang dit de enige literatuurgeschiedenis is van de Afrikaanse Letterkunde moet dit boek gewoon in de kast staan.
Afrikaanse letterkunde. Mineke Schipper, Daniela Merolla en Inge Brinkman. Amsterdam University Press €29,95