De gegevens van Democratische Republiek Congo
Geschiedenis | In 1960 werd Congo onafhankelijk van België. Joseph Kasavubu werd door het parlement als eerste president gekozen en Patrice Lumumba werd minister-president. Slechts enkele dagen na de onafhankelijkheid brak een oproer uit onder leger en politie. Dit leidde tot een burgeroorlog, die uiteindelijk tot november 1965 duurde, waarna Joseph Désiré Mobutu aan de macht kwam. In 1971 veranderde Mobutu de naam van het land in Zaïre. Onder diens bewind trad een proces van politiek en economisch verval in werking, dat er toe leidde dat de regering buiten Kinshasa weinig invloed had op het openbaar bestuur en de Zaïrese staat in de praktijk niet meer bestond.In 1994 bracht de burgeroorlog in Rwanda een grote vluchtelingenstroom naar Zaïre op gang. Dit verhoogde de reeds bestaande spanningen en veroorzaakte nieuwe conflicten. Uiteindelijk escaleerde de situatie in oktober 1996 tot een oorlog tussen de Banyamulenge (Congolese Tutsi’s) en het Zaïrese leger. Andere verzetsbewegingen sloten zich aan bij de Banyamulenge en verenigden zich in de “Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du Congo-Zaïre” (AFDL) onder leiding van Laurent Désiré Kabila. Het slecht georganiseerde Zaïrese leger bleek niet opgewassen tegen de rebellen, die met wapens, manschappen en advies werden gesteund door de Rwandese Tutsi-regering en mogelijk ook door andere landen in de regio. Op 16 mei 1997 vluchtte de toen al doodzieke Mobutu vanuit Kinshasa naar Marokko, waar hij in ballingschap overleed in september 1997. Daags na zijn vlucht namen de troepen van de AFDL de stad in. AFDL-voorzitter Kabila wijzigde de naam van het land in Democratische Republiek Congo en riep zichzelf uit tot president.
Kabila beloofde bij zijn aantreden verstrekkende verbeteringen op het gebied van mensenrechten, economie en staatsinrichting. Hij presenteerde een democratiserings-programma dat moest leiden tot democratische verkiezingen in april 1999. Eveneens hoopgevend was het toetreden van de DRC tot de Southern African Development Community (SADC). Kabila ontpopte zich echter in korte tijd als een autoritair en grillig leider. Zijn regering kreeg een steeds smallere machtsbasis en de toegezegde hervormingen bleven uit. Eind juli 1998 werd alle Rwandese militairen die zich op Congolees grondgebied bevonden aangezegd het land te verlaten. Enkele dagen later braken in de steden Bukavu en Goma gevechten uit tussen achtergebleven Rwandese militairen en eenheden van het Congolese leger (FAC). Dit was het begin van de gewapende opstand tegen Kabila. Deze groeide snel uit tot een regionaal conflict waarbij verscheidene Afrikaanse landen militair betrokken waren. Na diverse vergeefse pogingen leidden vredesbesprekingen o.l.v. president Chiluba van Zambia uiteindelijk tot het Lusaka-Akkoord, dat door de zes deelnemende landen op 10 juli 1999 werd getekend en door de drie rebellenbewegingen op 31 augustus. De uitvoering van dit akkoord werd echter lange tijd niet ter hand genomen.Na de ondertekening op 16 december 2002 te Pretoria van het Accord Global et Inclusif sur la Transition door de toenmalige Congolese regering, de RCD-Goma, de MLC, de politieke oppositie (Forces Vives), de RCD-K-ML, de RCD en de Mayi-Mayi werden de onderhandelingen over de interim-grondwet, machtsdeling, de vorming van een nationaal leger en de bescherming van de leiders en instellingen in Kinshasa, voortgezet. Dit leidde tot de ondertekening van de Final Act van de Inter-Congolese Dialoog op 1 en 2 april 2003 te Sun City, Zuid-Afrika. Nadat president Joseph Kabila (die zijn in 2001 vermoorde vader was opgevolgd) op 15 april 2003 een amnestiewet had ondertekend, was de weg vrij voor de rebellenleiders om naar Kinshasa te komen voor besprekingen, zonder het risico gearresteerd te worden. Nadat het akkoord op 29 juni 2003 was getekend door de regering, de RCD-Goma, de MLC, alsmede de Mayi Mayi, de RCD-K-ML en de RCD-N, was de weg vrij voor de vorming van een nieuwe overgangsregering. Over de verdeling van de ministersposten over de diverse groeperingen was bij het Accord Global et Inclusif van 16 december 2002 reeds overeenstemming bereikt. Op 3 juli 2003 werd de personele bezetting bekend gemaakt. De vice-presidenten zijn Yerodia Ndombasi (voormalige regering), Azerias Ruberwa (RCD-Goma), Jean-Pierre Bemba (MLC) en Arthur Z’Ahidi Ngoma (politieke oppositie). De 36 ministers zijn afkomstig van alle voormalige rebellengroepen, de voormalige regering, de voormalige politieke oppositie en het maatschappelijk middenveld. Zij zijn door de betreffende groepering aangewezen. Onder de ministers bevinden zich ook ex-mobutisten, die na de machtsovername door Laurent Kabila in 1997 verscheidene jaren in het buitenland hebben gewoond. Op 14 juli 2003 verklaarde Azerias Ruberwa, de nieuwe leider van de RCD-Goma, op een bijeenkomst in Goma dat de RCD de rebellie tegen de regering in Kinshasa officieel had beëindigd. Kort daarop vond de beëdiging plaats van de vier vice-presidenten, de ministers en vice-ministers. Met de installatie van de nieuwe overgangsregering zijn de RCD-Goma, MLC, RCD-N en RCD-K-ML de facto politieke partijen. Op 22 augustus 2003 vond de plechtige installatie van het parlement en de senaat plaats. In het parlement hebben 29 partijen en groeperingen zitting, waaronder leden van in het buitenland (onder andere België en Frankrijk) gevestigde oppositiepartijen. Onder de partijen bevindt zich ook de MPR-fait privé, een voortzetting van de partij van ex-president Mobutu en de UDPS vleugel van wijlen Kibassa Maliba. Nieuwe verkiezingen voor de president zijn voorzien op 27 november 2011 |
Lees ook Patrice Lumumba, zijn eerste toespraak | |
Algemene gegevens
Oppervlakte | 2.344.885 km2 (69 x Nederland) |
Hoofdstad | Kinshasa |
Inwonertal | 54,4 miljoen (2004, schatting EIU) |
Bevolkingsdichtheid | 23 inwoners per km2 |
Godsdienst | Christendom (rooms-katholiek 50%, protestant 20%), islam (10%), inheemse godsdiensten (20%) |
Taal | Frans (officieel), Lingala, Kingwana, Kikongo, Tshiluba, |
Nationale feestdag(en) | 30 juni Onafhankelijkheidsdag (1960) |
Klimatologische gesteldheid | Tropisch |
Staatkundige gegevens
Staatshoofd | Joseph Kabila |
Premier | Geen |
Vice-presidenten | Jean-Pierre Bemba (MLC) – Abdoulaye Yerodia Ndombasi (voormalige regering) – Arthur Z’Ahidi Ngoma (PO) – Azarias Ruberwa (RCD-G) |
Minister van Buitenlandse Zaken | Raymond Ramazani Baya |
Minister van Economische Zaken | Floribert Bokanga |
Minister van Plan | Alexis Tambwe Mwamba |
Minister van Budget | Francois Mwamba |
Minister van Financiën | André Philippe Futa |
Staatsvorm | Republiek |
Demografische gegevens
Natuurlijke bevolkingsgroei | 2,9% (1975-2003), 3% (2003-2015) |
Geboorten (per 1000 inwoners) | 44,73 (2004, per 1000 inwoners) |
Overlijdens (per 1000 inwoners) | 14,64 (2004, per 1000 inwoners) |
Levensverwachting | 44,1 jaar (v) – 42,1 jaar (m) (2003) |
Economische gegevens
BBP | US$ 6,3 miljard (2004, schatting EIU) |
Economische groei | 6,6% (2004, schatting EIU), 5,6% (2003, officiële schatting), 3,5% (2002) |
BBP per capita | US$ 107 (2003) |
Inflatie | 9,2% (2004, officiële schatting), 13% (2003, officiële schatting), 25% (2002) |
Beroepsbevolking per sector | Landbouw (65%), industrie (16%), diensten (19%) (1995) |
Werkloosheid | Niet beschikbaar |
Uitvoer | US$ 1.440 miljoen (2004, schatting EIU) |
– belangrijke producten | Diamanten, ruwe olie, kobalt en koper |
– belangrijkste partners | België, Verenigde Staten, Zimbabwe, Finland |
Invoer | US$ 1.580 miljoen (2004, schatting EIU) |
– belangrijke producten | Consumptiegoederen, kapitaalgoederen, ruwe materialen |
– belangrijkste partners | Zuid-Afrika, België, Frankrijk, Nigeria |
Valuta | Congolese Franc (CF) |
Buitenlandse schuld | US$ 10,7 miljard |
Debt-service ratio | 5,9% (2004, officiële schatting) |
Saldo handelsbalans | US$ 140 miljoen (tekort, 2004) |
Lopende rekening betalingsbalans | US$ 50 miljoen (tekort, 2004, schatting EIU) |
Economische situatieDe politieke en economische hervormingen van juni 2003 hebben de economie gestabiliseerd en een klimaat geschapen waarin herstel kan plaatsvinden. Zowel over 2002 als 2003 is er een groei (5 – 7%) van de economie geweest, waarmee 13 jaren van inkrimping zijn beëindigd. Ondanks problemen gerelateerd aan uitstel van de verkiezingen blijven de economische vooruitzichten positief. Alle sectoren van de economie vertonen groei. Buiten de conflictregio’s neemt de grensoverschrijdende handel toe. Niettemin steeg de inflatie scherp in eind 2004 en begin 2005. Ook de rente steeg sterk. De EIU verwacht daling van inflatie en rente in 2006.
Het HIPC-beslispunt werd in juli 2003 bereikt. In totaal zal DRC kunnen profiteren van US $ 10 mld. aan schuldendienstreductie (nominale waarde van totale kwijtgescholden aflossing en rente). Hiervan is US $ 1 mld. van de Wereldbank. Het grootste aandeel in de schuldendienstreductie wordt echter geleverd door bilaterale crediteuren in het kader van de Club van Parijs. Nederland heeft reeds € 300 mln. kwijtgescholden aan DRC, onder Napels-voorwaarden, en zal bij het HIPC-eindpunt nog meer kwijtschelden, conform de normen van het HIPC-initiatief. Hoewel de DRC thans interim-schuldkwijtschelding krijgt zal het grootste deel van de HIPC-schuldkwijtschelding pas beschikbaar komen bij het ‘HIPC-eindpunt’, in 2006. Behalve IMF- en HIPC-steun geniet de DRC ook van aanzienlijke Wereldbanksteun (meer dan US $ 1 mld. voor drie jaar) en in toenemende mate, steun van bilaterale donoren, vooral de Europese Commissie. N.a.v. de vijfde Review van het IMF-programma onder de ‘Poverty Reduction and Growth Facility’ verstrekte het IMF eind augustus 2005 een additionele lening ad USD 41 mln. Hierbij riep IMF de DRC-regering op meer te doen aan de bestrijding van corruptie. De Wereldbank deed een schenking van USD 150 mln t.b.v. de gezondheidssector, met name malaria-bestrijding
|
Ontwikkelingsrelevante indicatoren
Groeisectoren | Delfstoffen (potentieel) |
Energiesituatie | Hydro-elektriciteit, in beginsel zelfvoorzienend |
Human development index | 0,385 (2003, 167e plaats van in totaal 177) |
Human poverty index | 41,4% (82e plaats van in totaal 103) |
Gender-related development index | 0,373 (131e plaats van in totaal 140) |
% inwoners dat leeftijd van 40 niet haalt | 45,4% (2000-2005) |
% volwassenen met HIV/Aids | 4,2% (2003) |
Alfabetisering | 51,9% (v) – 79,8% (m) (2003) |
% mensen met toegang tot veilig drinkwater | 54% (2002) |
% mensen met toegang tot essentiële medicijnen | Niet beschikbaar |
% kinderen tot 5 jaar met ondergewicht | 31% (1995-2003) |
Binnenlandse politiek
Algemeen
De oorspronkelijk voor 30 juni 2005 voorziene verkiezingen zijn uitgesteld tot voorjaar 2006. De veiligheidssituatie in het oosten blijft precair.
Nieuwe verkiezingen voor de president zijn voorzien op 27 november 2011
Verkiezingen
De Onafhankelijke Verkiezingscommissie die door de regering in augustus 2003 werd ingesteld heeft de taak om, overeenkomstig het Accord Global et Inclusif, algemene verkiezingen te organiseren. Deze verkiezingen zijn uitgesteld tot eerste helft 2006. Als voorbereiding hierop zal eind 2005 een referendum over de nieuwe grondwet worden gehouden.
Niet alle deelnemende partijen aan de regering lijken gebaat te zijn bij verkiezingen. Vooral de voormalige rebellengroepen lopen het risico invloed in hun gebieden kwijt te raken en daarmee hun belangen en inkomsten. Algemeen wordt aangenomen dat verkiezingen voor de RCD nadelig zullen uitvallen, daar de burgerbevolking van Oost-Congo zeer geleden heeft onder het RCD-regime. In deze context wordt er thans, i.s.m. EC en MONUC, gewerkt aan het trainen en equiperen van een politiekorps dat de veiligheid rond en tijdens de verkiezingen kan helpen waarborgen.
Veiligheid
Behalve het opzetten van een nationale politiemacht is een andere belangrijke taak van de overgangsregering de vorming van reguliere nationale strijdkrachten, en – daarmee samenhangend – de ontwapening, demobilisatie en reïntegratie van hen die niet in het nationale leger worden opgenomen.
De voorzitter van de commissie voor Désarmement, Démobilisation et Réinsertion (DDR), Daniel Kawata, stelde dat tenminste 150.000 (overbodige) leden van rebellengroepen en militairen van het voormalige Congolese leger ontwapend moesten worden. Andere bronnen stelden dit aantal op bijna 300.000. Een andere belangrijke kwestie waarmee een begin is gemaakt, maar die sterk verweven is met het DDR-programma is de hervorming van de veiligheidssector. Inmiddels zijn eerste vier geïntegreerde legerbrigades met steun van België en Zuid Afrika getraind en operationeel gemaakt.
Op 8 mei 2004 werd de regering het eens over de verdeling van de gouverneurschappen over de verschillende groeperingen waaruit de regering bestaat. Besloten werd dat de gouverneurs voor Kinshasa en de provincies Bas-Congo en West-Kasaï geleverd zouden worden door de Parti du Peuple pour la Réconstruction et la Démocratie (PPRD, de partij van Kabila), terwijl de RCD-Goma de provincies Orientale en Noord-Kivu zou gaan leiden. De MLC kreeg de provincie Bandundu toebedeeld, de voormalige politieke oppositie Zuid-Kivu, de civil society Equateur, de RCD-K-ML Maniema, en de RCD-N Oost-Kasaï. De Mayi-Mayi kwamen aan het hoofd van Katanga. De benoeming van de gouverneurs en twee plaatsvervangend gouverneurs per provincie volgde op 17 mei 2004.
Bedreigingen voor het vredesproces
Een ernstig probleem in het vredesproces is het grote wantrouwen dat bestaat tussen de leiders van de voormalige rebellenbewegingen die in het kabinet zitting hebben, en de andere kabinetsleden. Het geringste incident kan het gehele overgangsproces in gevaar brengen. Positief is de sterkere rol die MONUC, onder leiding van een Nederlandse generaal, speelt in het conflictgebied in Oost-DRC.
Mensenrechten
Verdragen en wetgevingDe Democratische Republiek Congo is partij bij de belangrijkste internationale verdragen op het terrein van de mensenrechten, waaronder het Internationale Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten (1 november 1976), het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (1 november 1976), de Conventie tegen Marteling en andere wrede, onmenselijke of vernederende straffen of behandelingen (18 maart 1996), het Verdrag over Uitbanning van alle vormen van Discriminatie op grond van Ras (21 april 1976), het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (27 september 1990), het Verdrag inzake Uitbanning van Alle Vormen van Discriminatie tegen Vrouwen (17 oktober 1986), het Verdrag en het bijbehorende Protocol betreffende de Status van Vluchtelingen, de vier Geneefse Verdragen van 1949 inzake het oorlogsrecht en het Afrikaanse Handvest voor de rechten van de mens en de volken. Ook is de DRC partij bij de Conventie met betrekking tot de specifieke aspecten van de vluchtelingenproblematiek in Afrika van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAU, nu Afrikaanse Unie (AU), 14 februari 1973). Op 30 maart 2002 heeft de DRC het Statuut van Rome, betreffende de oprichting van het Internationaal Strafhof, geratificeerd.Als grondwet geldt de op 4 april 2003 afgekondigde overgangsgrondwet. Over de tekst van deze grondwet werd op 6 maart 2003 in Pretoria overeenstemming bereikt. In deze overgangsgrondwet wordt in artikel 2 de onschendbaarheid van vrijheden en fundamentele mensenrechten gegarandeerd. Op 15 april 2003 kondigde president Kabila een amnestiewet af voor oorlogshandelingen in het kader van de rebellie, politieke vergrijpen en vergrijpen op het vlak van de vrijheid van meningsuiting die begaan zijn tussen 2 augustus 1998 en 4 april 2003. Oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid zijn van de amnestieregeling uitgezonderd. |
Over een nieuwe amnestiewet, die al najaar 2004 zou worden aangenomen, is nog steeds geen overeenstemming bereikt. Het betreft één van de wetten die het juridisch kader vormen voor de aankomende verkiezingen (er moet immers geregeld worden dat politici na verlies van macht niet door de nieuwe machthebbers vervolgd zullen worden voor hun politieke daden).
In zijn rapport van februari 2005 legt de onafhankelijke deskundige van de VN voor de mensenrechten in de DRC de nadruk op de catastrofale gevolgen van het geweld, de etnische haat met name in het oosten van de DRC, de enorme mensenrechtenschendingen en misdaden tegen de menselijkheid, en het wijdverspreide klimaat van corruptie. Hoewel het geweld alle Congolezen raakt, legt de onafhankelijke deskundige de nadruk op het seksueel geweld tegen vrouwen en kinderen, dat genocidaire proporties heeft bereikt.
De hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag, Luis Moreno Ocampo, kondigde in juni 2004 formeel aan een onderzoek te zullen instellen naar misdaden tegen de menselijkheid die sinds 1 juli 2002 in Congo zijn begaan. Deze aankondiging volgt op een jaar van vooronderzoek, waarin duidelijk werd dat het Strafhof kan rekenen op de steun van president Kabila en zijn regering. In juli voerde ICC zijn eerste missie uit, waarbij (op informele wijze) gebruik werd gemaakt van het MONUC-rapport over Ituri. In dit rapport wordt uitvoerig beschreven hoe dorpen in Ituri werden aangevallen en welke daders hierbij betrokken waren. De missie van ICC in DRC kent de nodige valkuilen: het ICC zou kunnen worden gebruikt door de regering als een excuus om zelf geen misdadigers te hoeven vervolgen. De regering is hier namelijk huiverig voor omdat dit het transitieproces ernstig zou kunnen laten ontsporen. Verder is het risico groot dat het ICC niet aan de hooggespannen verwachtingen van de Congolese bevolking zal kunnen voldoen, omdat het ICC noodgedwongen (het ligt nog altijd onder VS-vuur) zeer voorzichtig zal moeten optreden en geen fouten zal mogen maken.
Rechtsgang
Het burgerlijk en strafrecht zijn gebaseerd op elementen van zowel het Belgisch recht als het gewoonterecht. De wet voorziet in het recht op een snel proces, de veronderstelling van onschuld tot schuld bewezen is, en het recht op juridische bijstand. Deze rechten worden in de praktijk echter veelal niet gerespecteerd. Eveneens voorziet de wet in een onafhankelijke rechtspraak, maar in de praktijk blijkt deze ineffectief en corrupt. Eén van de grootste obstakels voor de verbetering van de mensenrechtensituatie in de DRC is de straffeloosheid.
Buitenlands beleid en veiligheidsbeleid
De betrekkingen met Rwanda zijn enigszins verbeterd maar blijven precair. Zo blijft Rwanda dreigen met een militaire inval indien niet op korte termijn een einde wordt gemaakt aan de FDLR-aanwezigheid in Oost-DRC. Ook de samenwerking met Uganda m.b.t. het conflictgebied in Oost-DRC toont vooruitgang. Burundi werd toegelaten tot de “Tripartite” tussen DRC, Rwanda en Uganda, waarbij op niveau van ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken de grensoverschrijdende veiligheidsproblematiek wordt besproken. Het Joint Verification Mechanism (JVM) ging van start, dat erop is gericht om wapentransporten en troepenbewegingen tussen Rwanda en de DRC te controleren en de Ex-FAR en Interahamwe te monitoren. |