Gegevens van Tunesië
Geschiedenis | De geschiedenis van Tunesië gaat ver terug. Volgens de overlevering werd in 814 vóór de jaartelling de stad Carthago door koningin Dido gesticht. Na in de loop der eeuwen respectievelijk door Phoeniciërs, Romeinen, Vandalen, Arabieren, Ottomanen en Fransen te zijn bestuurd werd Tunesië in 1956 onafhankelijk.
In de aanloop naar de onafhankelijkheid speelde de partij van Habib Bourgiba, de Neo-Destour (‘grondwet’) partij, een belangrijke rol. In 1957 werd Tunesië een republiek met Bourgiba als president. Hij zette een politiek in van secularisering en modernisering, vergelijkbaar met die van Atatürk in Turkije. Als gevolg van de moderniseringen groeide de Tunesische economie in hoog tempo en steeg het opleidingspeil van de bevolking aanzienlijk. Onder Bourgiba kreeg het landsbestuur autocratische trekken en onstond er een situatie die leek op een éénpartijstaat. Bij opeenvolgende presidentsverkiezingen won Bourgiba als enige kandidaat de verkiezingen met percentages van rond de 99%. In 1987 werd Bourgiba, die om gezondheidsredenen niet meer tot regeren in staat werd geacht, afgezet. Sinds 1987 is Zine Abdine Ben Ali president van Tunesië. Ben Ali zet in grote lijnen het door Bourgiba gevoerde beleid van moderniseringen voort. Dit heeft ertoe geleid dat Tunesië, zonder op olie-inkomsten of andere natuurlijke rijkdommen te kunnen bogen, één van de meest welvarende landen in de regio is geworden, met een grote middenklasse, waar de gelijke positie van de vrouw grondwettelijk is gewaarborgd. De overheersende positie van de Rassemblement Constitutionel Démocratique (de nieuwe naam voor Neo Destour partij) in het openbare leven en het moderniseringstreven hadden al tijdens het bewind van Bourgiba tegenkrachten opgewekt. Deze werden gedragen door de islamitische En-Nahda (‘wedergeboorte’) beweging. Toen in 1989 Ben Ali presidents- en parlementsverkiezingen uitschreef waaraan voor het eerst meer partijen konden deelnemen vroeg En-Nahda geregistreerd te worden als politieke partij maar dit werd geweigerd wegens de religieuze grondslag van En-Nahda. De overige oppositiepartijen boycotten de verkiezingen. Bij de laatste presidentsverkiezingen in 1999 kreeg Ben Ali 99,4 % van de stemmen. Verschillende malen bezochten wij Tunesië. In 1994 doorkruisten wij het land van het noorden tot de meest zuidelijke punt. |
Algemene gegevens
Officiële naam | al-Djoemhoerijja at-Toenisijja |
Oppervlakte | 164.150 km² (ongeveer 4x Nederland) |
Hoofdstad | Tunis |
Inwonertal | 9,9 miljoen (2004) |
Bevolkingsdichtheid | 60 inwoners per km² (2004) |
Godsdienst | 99 % van de bevolking is moslim. De rest is christen of joods. |
Taal | De officiële taal is Arabisch. Frans is de tweede taal. |
Nationale feestdag(en) | 20 maart, onafhankelijkheidsdag |
Klimaat | Noord- en oostkust: subtropisch klimaat Binnenland: steppeklimaat Uiterste zuiden: woestijnklimaat |
Staatkundige gegevens
Staatshoofd | President Zine al-Abedine Ben Ali (sinds 7 november 1987) gevlucht voor volksprotest op 24 januari 2011 |
Premier | Mohamed Ghannouchi |
Minister van Buitenlandse Zaken | Abdelbaki Hermassi |
Minister van Industrie en Energie | Fethi Merdassi |
Staatsvorm | Republiek |
Parlement | Eenkamerparlement met 182 leden. |
Demografische gegevens
Natuurlijke bevolkingsgroei | 1 % (2001-2015) |
Geboorten (per 1000 inwoners) | 16,53 (2003, schatting CIA World Factbook) |
Overlijdens (per 1000 inwoners) | 5,02 (2003, schatting CIA World Factbook) |
Levensverwachting | 74,5 jaar (v), 70,5 jaar (m) (2001) |
Economische gegevens
BBP | US$ 25,1 miljard (2003) |
Economische groei | 5,6 % (2003), 1,7 % (2002) |
BBP per capita | US$ 2,535 (2004) |
Inflatie | 2,7 % (2003), 2,7 % (2002) |
Beroepsbevolking per sector | Landbouw en visserij 14,9%, industrie en nijverheid 20,1%, diensten 51,9% (2000) |
Werkloosheid | 14,3 % (2003, schatting CIA World Factbook) |
Uitvoer | US$ 8 miljard (2003) |
– belangrijke producten | Textiel, elektrische apparaten, olie en derivaten. |
– belangrijkste partners | Frankrijk, Italië, Duitsland |
Invoer | US$ 10,2 miljard (2003) |
– belangrijke producten | Textiel, machines, elektrische apparaten. |
– belangrijkste partners | Frankrijk, Italië, Duitsland |
Valuta | Tunesische dinar (TD) (1 TD = 1000 millimes) |
Buitenlandse schuld | US$ 14,2 miljard (2003, schatting EIU) |
Debt-service ratio | 15,7 % (2003, schatting EIU) |
Saldo handelsbalans | US$ -/- 2,2 miljard (2003) |
Lopende rekening betalingsbalans | US$ -/- 746,2 miljoen (2003) |
Ontwikkelingsrelevante indicatoren
Groeisectoren | Dienstensector, communicatie, verwerkende industrie, toerisme |
Energiesituatie | Beperkte olie –en gasvoorraden; import van gas is nodig. |
Human development index | 0,740 (2001, 91e plaats) |
Human poverty index | 19,9 % (2001, 37e plaats) |
Gender-related development index | 0,727 (2001, 76e plaats) |
% inwoners die de leeftijd van 40 niet haalt | 4,9 % (2000-2005) |
Alfabetisering (% 15 jr. en ouder) | 61,9 % (v) – 82,3 % (m) (2001) |
% mensen met toegang tot veilig drinkwater | 80 % (2000) |
% mensen met toegang tot betaalbare essentiële medicijnen | 50-79 % (1999) |
% kinderen tot 5 jaar met ondergewicht | 4% (1995-2001) |
Binnenlandse politiek
President Ben Ali heeft sinds zijn aantreden in 1987 een aantal hervormingen doorgevoerd die het land een vorm van meerpartijen-democratie gaf. Hervormingen in het kiesstelsel hebben ertoe geleid dat de oppositie inmiddels op gecontroleerde wijze in het parlement is vertegenwoordigd, zij het vooralsnog slechts met 34 van de 182 zetels. Er zijn zes erkende oppositiepartijen die echter geen van alle een nationale aanhang van betekenis hebben. De ‘Mouvement des Démocrates Socialistes’ (MDS) is de grootste.
De econoom Mohamed Ghannouchi is de zittende premier. De verdere modernisering van de economie heeft de hoogste prioriteit. Speciale aandacht in de komende jaren zal uitgaan naar privatisering, het aantrekken van buitenlandse investeringen en het terugdringen van de werkloosheid. Habib Ben Yahia, die korte tijd minister van Defensie was, is thans weer minister van Buitenlandse Zaken, in welke hoedanigheid hij in de jaren ‘90 veel aanzien verwierf. Het land kende korte tijd een minister voor de mensenrechten. In 2003 werd deze functie opgeheven. Hiervoor in de plaats kwam een coördinator voor de mensenrechten die is ondergebracht in het ministerie van Justitie.
In 2004 zijn opnieuw presidentsverkiezingen uitgeschreven. Een grondwetswijziging maakte de weg vrij voor een vierde ambtstermijn van Ben Ali die zich inmiddels verkiesbaar heeft gesteld.
Mensenrechten
De sociaal-economische situatie in Tunesië is goed, zeker in vergelijking met andere landen in de regio. Er is een sociaal bestel dat een redelijke mate van zekerheid waarborgt. Wat betreft de burgerlijke vrijheden schiet Tunesië nog duidelijk te kort. Vrijheid van meningsuiting, van vereniging en van vergadering liggen aan banden en er is een zekere intolerantie tegenover dissidenten. Een aantal leden van de En-Nahda beweging bevindt zich al sinds de jaren ’90 in de gevangenis Buitenlandse kranten verschijnen wel in Tunesië maar worden regelmatig gecensureerd. In juli 2003 werd in de kieswet het verbod opgenomen via de buitenlandse media voorkeuren uit te spreken voor enige partij of kandidaat. |
Buitenlands beleid en veiligheidsbeleid
Tunesië is een van de oudste externe partners van de EU en het eerste land dat een Euromediterraan associatieverdrag met de EU sloot. De associatie met de EU, die in 2008 een vrijhandelszone moet brengen, is een belangrijke peiler van het Tunesisch buitenlandbeleid.
Men voelt zich in Tunesië sterke verbonden met Arabische staten. Deze oriëntatie vertaalt zich in een actief lidmaatschap van de Arabische Liga waarvan Tunesië in 2004 het voorzitterschap overneemt. Tunesië bood jarenlang de PLO onderdak na zijn verbanning uit Libanon. Tunesië is voorts een pleitbezorger voor regionale samenwerking en integratie. Het heeft zich over de jaren heen ingespannen de Union du Maghreb Arabe (UMA), een samenwerkingsverband van Algerije, Libië, Marokko, Mauritanië en Tunesië, tot een succes te maken. Tunesië neemt bovendien actief deel aan het ‘Agadir-proces’, dat een vrijhandelszone moet brengen tussen Tunesië, Jordanië, Marokko en Egypte. Tunesië staat vierkant achter de strijd tegen het internationale terrorisme. Op 11 april 2002 vielen bij een aanslag op een joodse synagoge op het toeristische eiland Djerbah 21 doden, waaronder 16 Duitse toeristen. Tunesië neemt deel aan activiteiten die de NAVO en de OVSE ontplooien voor mediterrane staten. Onder het NAVO Mediterrane Dialoog programma vinden regelmatig consultaties met partners als Tunesië plaats en kan Tunesië kiezen deel te nemen aan een programma van seminars en opleidingen. |