Gegevens van Angola
Geschiedenis
|
De Portugezen vestigden zich in Angola, in het huidige Luanda, in het jaar 1575. Vanuit deze vestiging aan de kust leidde Portugal een bloeiende slavenhandel. De binnenlanden van Angola kwamen veel later, pas begin 20e eeuw, in handen van de Portugezen. Gedurende het beleid van de Portugese dictator Salazar, vanaf 1932, werden vooral de armere Portugezen aangemoedigd om (onder andere) in Angola een nieuw bestaan te gaan opbouwen. Halverwege de jaren 70 was er een blanke populatie van zo’n 300.000 mensen.
Onder leiding van Salazar werd Angola als een soort provincie van Portugal beschouwd, en werden anti-koloniale bewegingen met harde hand onderdrukt. Vanaf 1960 begon een gewapende strijd tegen de Portugese overheersing, gevoerd door onderling sterk rivaliserende bewegingen. De drie belangrijkste van deze bewegingen (voornamelijk gebaseerd op raciale tegenstellingen) waren de Movimento Popular de Libertação de Angola (MPLA), de União Nacional para a Independência Total de Angola (UNITA) en de Frente Nacional de Libertação de Angola (FNLA). In 1974 kwam er een einde aan de koloniale periode met een geweldloze coup in Lissabon (de zogenaamde Anjer-revolutie). Voor het Portugese leger, dat in andere koloniën in Afrika onder vergelijkbare druk stond, was dit de nekslag en Portugal trok zich terug uit de gekoloniseerde gebieden. Onder de Angolese bevrijdingsbewegingen woedde de oude rivaliteit weer op en begon een burgeroorlog die, enige onderbrekingen daargelaten, 27 jaar zou duren. De MPLA, onder leiding van Agostinho Neto (en na diens dood in 1979, o.l.v. José Eduardo dos Santos), kwam met hulp van de voormalige Sovjet Unie en Cuba aan de macht en zou tot 1990 volgens Marxistisch-Leninistische ideologie het land besturen. Na invoering van het meerpartijenstelsel in 1991 bleef de MPLA aan de macht; dit ondanks de UNITA, die de daarop volgende jaren, met hulp van Zuid-Afrika en de Verenigde Staten, een zeer gewelddadige strijd zou voeren tegen de MPLA. Deze guerrillaoorlog kostte het leven aan honderdduizenden Angolezen en deed veel blanken het land verlaten. Bovendien ruïneerde het de economie. De vrede die in 1991 tussen beide partijen werd gesloten was van korte duur. Na de verkiezingen van 1992, waarbij de MPLA als winnaar uit de bus kwam, laaide de strijd opnieuw op. UNITA kreeg Huambo, de tweede stad van Angola in handen. MPLA bleef echter aan de macht. Opnieuw vielen er vele honderdduizenden slachtoffers, voornamelijk onder de burgerbevolking. Het vredesakkoord van november 1994In november 1994 werd in Lusaka (Zambia) een vredesakkoord gesloten, waarin o.a. afspraken werden vastgelegd over: a) de vorming van een regering, waaraan ook UNITA deelnam (o.b.v. de verkiezingsuitslag van 1992), b) de overdracht van macht in het gehele land aan de nationale overheid, c) een demobilisatieproces van delen van beide legers en d) het opnemen van de UNITA militairen in een nationaal leger van Angola. De Verenigde Naties bleven betrokken bij de uitvoering van het Lusaka Protocol. Onder veel druk van de VN kwam in april 1997 een regering van nationale eenheid (GURN) tot stand. De demobilisatie verzandde. Toch gaf de VN in maart ’98 een verklaring af dat de demobilisatie voltooid was. UNITA’s leider Jonas Savimbi vertraagde de voortgang van het vredesproces voortdurend. Zo weigerde hij belangrijke delen van het land over te dragen aan het nationaal gezag. UNITA behield hierdoor een groot deel van Angola in handen. Medio 1998 kwam het vredesproces o.b.v. het Lusaka Protocol in een impasse. De VN trachtte de onderhandeling weer op gang te brengen, maar de Angolese regering weigerde nog langer met Savimbi te praten. Enige tijd later keerde een aantal UNITA kopstukken hun leider Savimbi de rug toe. Zij gingen in eerste instantie verder onder de naam UNITA-Renovada. Eugenio Manuvakola werd gekozen tot partijvoorzitter. Doel was het Lusaka vredesakkoord volledig uit te voeren en zich als politieke partij te manifesteren. De door de MPLA gedomineerde Angolese regering omarmde UNITA-Renovada. UNITA-Renovada kreeg echter al snel het predikaat van een marionettenpartij, die danste naar de wil van de Angolese regering en kon zich niet ontwikkelen tot een geloofwaardige partij met een sterke achterban. Ondertussen rees bij de Angolese regering de gedachte dat het militair uitschakelen van UNITA de enige optie was om het conflict te beëindigen. Begin december ’98 werd de aanval ingezet op de UNITA bolwerken Andulo en Bailundo, waarmee de burgeroorlog werd hervat. De rebellen sloegen hard terug. Ondanks VN toezicht op het uitvoeren van het Lusaka-vredesproces en de demobilisatie bleken zij zich op grote schaal te hebben herbewapend. Het vertrouwen van de Angolese regering in de rol van de VN was daarmee volledig verdwenen en het mandaat van de VN monitoringmissie (MONUA) werd in februari ’99 beëindigd. De gewapende strijd van de UNITA rebellen was de eerste helft van 1999 succesvol. Zij hielden diverse grotere steden als Malange en Huambo voortdurend onder artillerievuur. De humanitaire situatie van de bevolking van deze steden en de toegestroomde ontheemden was dramatisch. Eerst na hergroepering en herbewapening kon het regeringsleger in september ’99 de tegenaanval inzetten, dit keer met meer succes. In oktober ’99 werden de UNITA bolwerken Andulo en Bailundo in het centrale hoogland ingenomen, terwijl in december van hetzelfde jaar een andere belangrijke UNITA vestiging, Jamba in het uiterste zuidoosten van het land, werd heroverd. Het leger van UNITA moest zware klappen incasseren en er werd aangenomen dat het een groot deel van zijn conventionele slagkracht had verloren. Ondanks deze militaire successen waren de UNITA-rebellen niet definitief uitgeschakeld. UNITA leider Savimbi was een guerrilla-strijder bij uitstek en zaaide voortdurend dood en verderf door guerrilla aanvallen. Met enige regelmaat werden niet alleen wegtransporten maar ook dorpen en steden aangevallen. Mensen werden ontvoerd en de bevolking werd van haar bezittingen en voedselvoorraden beroofd. Niet duidelijk was of dit soort aanvallen steeds onder regie van Savimbi gebeurden, of dat het bandieten betrof die terreur zaaiden en roofden om in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Triest hoogtepunt was de overval over de stad Caxito (ca. 60 km van de hoofdstad Luanda) op 5 mei 2001, waarbij niet alleen de nodige doden vielen maar ook 60 kinderen van een kostschool werden ontvoerd. Dit voorval lokte veel internationale protesten uit; de kinderen werden 3 weken later vrijgelaten. De regering zag zich in toenemende mate gesteld voor de vraag of zij haar opstelling om nooit meer direct met Savimbi te onderhandelen moest heroverwegen. In mei 2001 verklaarde president Dos Santos voor het eerst in het openbaar zijn bereidheid met Savimbi in overleg te treden over implementatie van de Lusaka-akkoorden van 1994. In juni 2001 werd naar aanleiding van een debat in het parlement over het vredesproces de Commissie voor Vrede en Nationale Verzoening geïnstalleerd. De rol van het maatschappelijk middenveld, en met name van het interkerkelijk vredesberaad COIEPA, ondervond steeds meer erkenning van de regering. Savimbi toonde zich uiteindelijk bereid om de Lusaka-akkoorden als uitgangspunt voor onderhandelingen te nemen. In de praktijk bracht dit de partijen echter nauwelijks dichter bij elkaar. In de maanden januari en februari 2002 maakte de regering een grote opmars. Hoge UNITA-functionarissen werden in deze maanden gedood of gevangen genomen, of liepen over naar de regering. Op 22 februari werd Savimbi in een vuurgevecht met het regeringsleger gedood. De dood van Savimbi maakte de weg vrij voor vredesonderhandelingen met het thans zeer verzwakte UNITA. Deze onderhandelingen leidden op 4 april 2002 tot de ondertekening van een Memorandum of Understanding (MoU). Dit MoU omvatte een staakt-het-vuren, demilitarisatie en gedeeltelijke opname in het regeringsleger van UNITA-strijders, en een reïntegratieprogramma. UNITA bleef bestaan als politieke partij. Na de ondertekening van het Memorandum of Understanding van 4 april 2002 brak er binnen de UNITA een openlijk leiderschapsconflict uit tussen generaal Gato, voorheen de secretaris-generaal van de rebellenbeweging UNITA, en Manuvakola van Renovada. Begin oktober van dat jaar besloten zij zich echter te herenigen. Gato bleef aan als secretaris-generaal en werd in deze hoedanigheid (interim) leider van de herenigde UNITA. In juni 2003 vond het partijcongres van UNITA plaats. Op dit congres werd de voormalige vertegenwoordiger van UNITA in Parijs en Londen Isaias Samakuva verkozen tot de nieuwe leider van UNITA. De veiligheidssituatie is door het staakt-het-vuren in de meeste delen van het land sterk verbeterd. In de provincie Cabinda duurt het conflict tussen regeringstroepen en de naar onafhankelijkheid strevende FLEC-rebellen evenwel nog voort. Bij de Angolese bevolking bestaat de verwachting dat de oorlog nu definitief voorbij is. Helaas heeft het vredesproces voor wat betreft de humanitaire situatie echter nog nauwelijks verbetering opgeleverd. |
Oppervlakte | 1.246.700 km2 (37 x Nederland) |
Hoofdstad | Luanda |
Inwonertal | 14,3 miljoen (2003) |
Bevolkingsdichtheid | 11,5 inwoners per km2 (2003) |
Godsdienst | Rooms Katholiek (38%), Protestants (15%) en inheemse godsdiensten (47%) |
Taal | Portugees, Umbundu, Kumbundu, Kikongo |
Nationale feestdag(en) | 4 januari (Dag van de martelaren), 4 februari (Dag van de revolutie), 17 september (Veteranendag), 11 november (Onafhankelijkheidsdag), |
Klimatologische gesteldheid | Tropisch en vochtig in het noorden, subtropisch in het zuiden |
Staatkundige gegevens
Staatshoofd | José Eduardo dos Santos (vanaf 21 september 1979) |
Premier | Fernando da Piedade dos Santos “Nando” |
Minister van Buitenlandse Zaken | João Bernando de Miranda |
Minister van Economische Zaken | Joaquim David (Minister van Industrie)
José Pedro de Morais (Minister van Financiën) |
Staatsvorm | Republiek |
Parlement | Assembléia Nacional (223 leden, in 1992 voor het laatst gekozen voor een periode van vier jaar) |
Demografische gegevens
Natuurlijke bevolkingsgroei | 2,8% (1975-2002), 2,9% (2002-2015) |
Geboorten (per 1000 inwoners) | 45,14 per 1000 inwoners (2004, schatting CIA) |
Overlijdens (per 1000 inwoners) | 25,86 per 1000 inwoners (2004, schatting CIA) |
Levensverwachting | 41,5 jaar (v) – 38,8 jaar (m) (2002) |
Economische gegevens
BBP | US$ 12,1 miljard (2003, schatting EIU) |
Economische groei | 3% (2003, schatting EIU), 15,3% (2002), 3,2% (2001) |
BBP per capita | US$ 857 (2002) |
Inflatie | 45,4% (2004, verwachting EIU) 98,2 % (2003,), 108,9% (2002), 152,4% (2001) |
Beroepsbevolking per sector | Landbouw (85%), industrie en diensten (15%) (2003, schatting CIA) |
Werkloosheid | >50% (2003, schatting CIA) |
Uitvoer | US$ 9.310 miljoen (2003, schatting EIU) |
– belangrijke producten | Ruwe olie, diamanten, petroleumproducten, gas |
– belangrijkste partners | US, China, Frankrijk, België, Zuid-Korea |
Invoer | US$ 4.080 miljoen (2003, schatting EIU) |
– belangrijke producten | Consumentengoederen, kapitaalgoederen, intermediaire goederen |
– belangrijkste partners | Portugal, Zuid-Afrika, Verenigde Staten, Nederland, Frankrijk |
Valuta | Kwanza |
Buitenlandse schuld | US$ 9,9 miljard (2003, schatting CIA) |
Debt-service ratio | 14,7 % (2003, schatting EIU) |
Saldo handelsbalans | US$ 5.230 miljoen (overschot, 2003, schatting EIU) |
Lopende rekening betalingsbalans | US$ 610,7 miljoen (tekort, 2003, schatting EIU) |
Ontwikkelingsrelevante indicatoren
Groeisectoren | Petroleum, olie en diamanten |
Energiesituatie | Groot potentieel aan olie, gas en hydro-elektriciteit, 65% van elektriciteitsconsumptie vindt plaats in Luanda. |
Human development index | 0,381 (2002, 166e plaats van in totaal 177, UNDP) |
Human poverty index | Niet beschikbaar |
Gender-related development index | Niet beschikbaar |
% inwoners dat leeftijd van 40 niet haalt | 49,2% (2000-2005) |
% volwassenen met HIV/Aids | 3,9% (2003) |
Alfabetisering | 42% (1998) |
% mensen met toegang tot veilig drinkwater | 61,6% (2001, WHO) |
% mensen met toegang tot essentiële medicijnen | 0-49% (1999) |
% kinderen tot 5 jaar met ondergewicht | 31% (1995-2002) |
Binnenlandse politiek
Van 6 tot 10 december 2003 werd het vijfde partijcongres van de MPLA in Luanda gehouden. Tijdens dit partijcongres werd de Angolese president, Dos Santos, herkozen tot partijleider. De huidige minister voor Openbaar Bestuur, António Pitra Neto, werd door het congres tot vice-voorzitter van de MPLA verkozen, een nieuwe functie die door hetzelfde congres werd ingesteld. De jurist Pitra Neto staat bekend als een technocraat. De Dos-Santos-loyalist (en getipt als diens opvolger) João Lourenço werd vervangen als Secretaris-Generaal van de MPLA door de vice-voorzitter van de Nationale Vergadering, Julião Mateus Paulo. De verkiezingen vonden niet per geheime stemming plaats, maar via handopsteken. Hoewel president Dos Santos in 2001 had verklaard geen nieuwe ambtstermijn te ambiëren, liet hij tijdens het partijcongres van december 2003 de vraag open of hij kandidaat zal zijn voor de volgende presidentsverkiezingen. Over het algemeen heerste er ontevredenheid bij de MPLA-leden over het verloop van het partijcongres. Veel leden zouden graag zien dat het conservatieve (en volgens sommige leden corrupte) partijbestuur plaats maakt voor een nieuw en gematigder bestuur, zodat ook ruimte kan ontstaan voor nieuwe ideeën. Vijftien kleine oppositiepartijen, verenigd in de groep Partidos da Oposição Civil (POC), demonstreerden op 4 oktober 2003 in Luanda voor verkiezingen in 2004. Aan deze demonstratie, die vreedzaam is verlopen, namen ongeveer duizend sympathisanten deel.
In maart 2004 presenteerde de MPLA een veertien-stappenplan voor de verkiezingen. De MPLA acht het aflopen van deze checklist essentieel voor de voorbereiding en uitvoering van de verkiezingen. Belangrijke punten zijn de aanvaarding van een nationale consensusagenda; wijziging van de Kieswet, voorbereiding van de technische en logistieke voorwaarden van kiezersregistratie; goedkeuring van de nieuwe Angolese grondwet; oprichting nieuwe Kiesraad; vaststelling verkiezingsdatum en kandidatenlijst; begin van de verkiezingscampagnes en uiteindelijk de verkiezingen zelf. Hoewel volgens de regering niet alle punten achtereenvolgens vervuld hoeven te worden, en sommige processen ook synchroon kunnen lopen, verwacht zij zo’n 24 maanden nodig te hebben om alle punten na te komen. Eveneens in maart 2004 begon UNITA aan een rondgang langs de overige oppositiepartijen om overeenstemming te bereiken over een door hen gewenste verkiezingsdatum, om zodoende één front tegen de MPLA te kunnen vormen. Volgens UNITA-voorzitter Samakuva moet er inderdaad nog veel werk verzet worden, maar zijn verkiezingen in 2005 haalbaar. Volgens hem zal Angola de komende tien jaar een coalitieregering nodig hebben. Zelfs als UNITA de verkiezingen zou winnen, zouden zij het land niet alleen kunnen besturen. De positie van UNITA binnen de Regering van Eenheid en Nationale Verzoening is moeilijk: niet alleen is zij coalitiepartner in de regering, zij is ook de tweede partij van het land en de belangrijkste oppositiepartij. Een van de grootste pijnpunten is dat een aantal van UNITA’s ministers in de regering minder macht heeft dan de vice-ministers van de MPLA. UNITA is met vier ministers en zeven vice-ministers vertegenwoordigd in de regering, maar ziet de overheid als MPLA. Het is alleen vanwege de historische redenen als uitkomst van het Memorandum of Understanding dat UNITA is vertegenwoordigd in de regering, aldus Abel Chivukuvuku, parlementslid en secretaris van UNITA voor politieke en constitutionele zaken. Het vertrouwen tussen de MPLA en de oppositiepartijen (met name UNITA) is soms broos. De MPLA gebruikt de oppositiepartijen vaak als zondebok, en vice versa. Zo kondigde de Angolese regering op 11 maart 2004 aan ongeveer 600 troepen te zullen leveren voor de VN-vredesmacht in Ivoorkust (ONUCI: Opération des Nations Unies en Côte d’Ivoire). Op 23 april 2004 kondigde de minister van Buitenlandse Zaken, João Miranda, echter aan dat Angola zijn aanbod introk. In de internationale pers werd verklaard dat dit kwam omdat men aanwijzingen had ontvangen dat de Ivoriaanse oppositiepartijen tegen een Angolese deelname aan de vredesmacht waren. Na het uitbreken van de burgeroorlog in Ivoorkust eind 2002 heeft Angola een aantal troepen naar Abidjan gestuurd om de Ivoriaanse president Gbagbo bij te staan in zijn strijd tegen de noordelijke rebellengroeperingen. Dientengevolge besloot Angola van het “aanbod” aan de VN af te zien, omdat het niet de oorzaak van onenigheid tussen Ivoriaanse partijen wenste te worden. In de nationale pers werd echter de schuld van het intrekken van het aanbod gelegd bij de oppositiepartijen. Minister Miranda verklaarde in het Jornal de Angola dat het intrekken van het aanbod te wijten was aan de Angolese oppositiepartijen die problemen hadden met het aanvaarden van een Angolese deelname aan een internationale vredesmacht. UNITA klaagt al enige tijd over intimidatie van haar leden en aanhangers door de autoriteiten. Ook zou UNITA-leden smeergeld aangeboden zijn door de MPLA, in ruil voor politieke concessies. Op 16 december 2003 deden zeven oppositiepartijen (waaronder UNITA) hun beklag bij de voorzitter van de Nationale Vergadering over de vooringenomenheid van de staatsmedia. Volgens de oppositie werd het beginsel van gelijke behandeling van partijen hierdoor geschonden. Ook zou het volgens UNITA voor oppositiepartijen welhaast onmogelijk zijn toegang te krijgen tot de officiële media. Op 9 maart 2004 lanceerde een groep van ngo’s en vier oppositiepartijen de “Campagne voor een democratisch Angola”. Doel van de campagne is de overheid te bewegen om een verkiezingsdatum bekend te maken, en een groter respect voor democratie te bewerkstelligen. UNITA verklaarde de campagne te zullen steunen. Cabinda: De enclave Cabinda werd door Portugal in de koloniale tijd vanuit Angola bestuurd en werd, bij het Portugese vertrek uit Angola, gemakshalve bij Angola gevoegd. De reeds in 1963 opgerichte afscheidingsbeweging FLEC (Frente de Libertação do Enclave de Cabinda) en haar gewapende tak, de FAC (Forças Armadas de Cabinda) zetten zich al jaren in voor een onafhankelijk Cabinda. De Angolese regering heeft echter reeds verschillende malen aangegeven niet bereid te zijn verder te gaan dan een zeer beperkte mate van autonomie voor Cabinda. De enclave is zeer belangrijk voor Angola, daar het grootste deel van de off-shore olieproductie nog steeds plaatsvindt in de territoriale wateren van Cabinda. Als een geste van goede wil stelde president Dos Santos in de zomer van 2002 Anibal Rocha aan als gouverneur in Cabinda. Rocha was prominent lid van de MPLA en voorheen gouverneur van Luanda, waar hij een goede naam had opgebouwd met de sociaal-economische ontwikkeling van die provincie. Parallel aan de ontwikkelingen op het politieke vlak voerde de regering de druk in Cabinda op door middel van een omvangrijk militair offensief, ingezet in oktober 2002. Het aantal manschappen van het Angolese regeringsleger in Cabinda nam vanaf de ondertekening van het Memorandum of Understanding met UNITA in april 2002 sterk toe (totale aantal wordt geschat op 30.000). De schattingen van het aantal FLEC-rebellen lopen sterk uiteen. Over het algemeen gaat men uit van een harde kern van enkele honderden, aangevuld met hooguit twee- tot drieduizend gelegenheidsstrijders. In februari 2003 kondigde de Angolese regering een vredesvoorstel voor Cabinda aan. Voorwaarde van de regering was echter dat FLEC-FAC de wapens neer zou leggen. FLEC-FAC gaf op zijn beurt aan daarmee te zullen wachten tot de regering aanwijsbare vooruitgang zou laten zien maar tot verdere dialoog bereid te zijn. Volgens de regering zouden de verschillende (takken van de) afscheidingsbewegingen echter niet met één stem spreken, het- geen een dialoog zou bemoeilijken. In juni 2003 vonden in Parijs besprekingen plaats tussen de verschillende facties van FLEC. Uitkomst van de bijeenkomst was dat de verschillende facties weliswaar verschillende methoden aanhangen om tot een einde van het conflict in Cabinda te komen, maar dat alle facties hetzelfde doel nastreven. Wat de Cabindese burgers betreft bestond er slechts één FLEC. Het standpunt van de Angolese regering dat FLEC geen duidelijk aanspreekpunt heeft, wordt door FLEC-aanhangers derhalve gezien als een voorwendsel om met de verschillende facties afzonderlijk te kunnen onderhandelen en ze tegen elkaar uit te spelen. In augustus 2004 werd in Nederland een bijeenkomst gehouden waaraan FLEC/FAC, FLEC Renovada en ….(civic society). Tijdens deze bijeenkomst besloten niet alleen de eerste twee genoemde organisatie zich samen te voegen, maar kwam men ook overeen een delegatie aan te wijzen die met de Angolese regering moet gaan onderhandelen over de toekomst van Cabinda. Tot een eenzijdige wapenstilstand heeft men vooralnog niet besloten. |
Mensenrechten
Hoewel de grondwet voorziet in handhaving van de mensenrechten, worden deze op vrijwel alle gebieden niet of slechts in beperkte mate gerespecteerd. Zowel door de regering als UNITA zijn de rechten van de burgers geschonden. Het gaat daarbij vooral om beperking van politieke vrijheden, schendingen van internationaal humanitair recht het onvoldoende respecteren van specifieke rechten van vrouwen, kinderen, ontheemden en, meer in het algemeen, van economische en sociale rechten. De toestand in gevangenissen is door gebrek aan (voldoende) voedsel, slechte sanitaire voorzieningen en een tekort aan medische voorzieningen zeer slecht. Gevangenen krijgen bovendien vaak geen of geen behoorlijk proces. De rechtsprekende macht werkt gebrekkig en is niet altijd onafhankelijk.De afgelopen jaren werden bij herhaling journalisten, die voor onafhankelijke media werkten, opgepakt, enkele dagen vastgehouden, verhoord en bedreigd. In oktober 1999 werd Rafael Marques, journalist van het tweewekelijks verschijnend magazine Folha 8, gearresteerd vanwege de publicatie van een artikel van zijn hand over enorme corruptie waaraan ook President dos Santos zich zou schuldig maken. Zijn detentie en rechtszaak baarde veel opzien.
Er is veel internationale druk uitgeoefend door NGO’s en regeringen om te pleiten voor zijn vrijlating of in ieder geval een menswaardige behandeling en eerlijke berechting. In hoger beroep werd zijn vonnis voor 6 maanden gevangenisstraf omgezet in een voorwaardelijke staf met een proeftijd van vijf jaar. Gezien de problemen met journalisten en de kritiek vanuit het buitenland daarop stelde de Angolese regering een perswet op. In een poging tot openheid werd het concept van deze wet openbaar gemaakt. Er kwam bijzonder veel kritiek op de inhoud vanuit de journalistieke hoek, Van deze ontwerp-perswet is daarna niet veel meer vernomen. Toch is er ten aanzien van de persvrijheid het laatste jaar sprake van enige verbetering. In de door de staat gecontroleerde krant, televisie en radio is meer ruimte voor kritiek en discussie en schendingen van mensenrechten kunnen soms door journalisten in de media worden aangekaart. De angst voor represailles blijft bij journalisten echter aanwezig. Velen passen hierdoor zelf censuur toe in hun stukken. President Dos Santos heeft tijdens zijn bezoek aan de Verenigde Staten in mei 2004 medegedeeld dat Radio Ecclesia, een van de weinige onafhankelijke radiozenders, binnenkort toestemming zal krijgen om in geheel Angola uit te zenden. De vraag blijft echter of dit ook daadwerkelijk zal gebeuren. Aanhangers van UNITA en militairen uit het regeringsleger kunnen aanspraak maken op de Amnestiewet die op 2 april 2002 werd aangenomen door het parlement. Voor strijders van gewapende FLEC-facties die de wapens willen neerleggen, is vorig jaar eveneens een speciale amnestieregeling ingevoerd. In de provincie Cabinda is de mensenrechtensituatie slechter dan in de rest van Angola. De aanwezigheid van het regeringsleger is hier nog steeds omvangrijk en zij maken zich veelvuldig schuldig aan mensenrechtenschendingen zoals verkrachting, beperking van bewegingsvrijheid en gebruik van buitensporig geweld. |
Buitenlands beleid en veiligheidsbeleid
Van 1975 tot 1991 was Angola onder leiding van de MPLA een bondgenoot van de Sovjet Unie en waren er duizenden Cubaanse troepen gelegerd in het land. De Verenigde Staten, die altijd hun steun aan UNITA hebben betuigd, erkende de Angolese regering pas in 1993. Ook met de val van Mobutu Sese Seko, President van het voormalige Zaïre, in 1997 verloor UNITA een bondgenoot, aangezien het Mobutu was geweest die wapen- en diamantenhandel met UNITA dreef en UNITA van een uitvalsbasis voorzag. Zijn opvolger, president Laurent Kabila, onderhield goede relaties met de regering in Luanda. De betrekkingen tussen de huidige president Joseph Kabila en President Dos Santos zijn zeer goed. Hetzelfde geldt voor de banden met Namibië en Congo-Brazzaville. De relaties met Zambia zijn de laatste tijd aanzienlijk verbeterd.De Verenigde Naties hebben zich vanaf 1989 met Angola bezig gehouden. In eerste instantie werd gecontroleerd of de Cubaanse troepen werkelijk het land verlieten. Verder werd toegezien op demobilisatie en ontwapening, en hield men zich bezig met de handhaving van het vredesproces dat in 1994 werd getekend in Lusaka. In februari ’99 werd met mandaat van de VN monitoringsmissie MONUA niet verlengd. Sindsdien bestaat er een kleine multidisciplinaire VN-missie in Angola, onder de naam UNOA (United Nations Office in Angola), waarvan de Human Rights Division het leeuwendeel vormt.
In het verleden was het buitenlands beleid van de Angolese regering met name gericht op het verkrijgen en behouden van internationale steun voor de VN-sancties tegen UNITA. De internationale gemeenschap nam de sancties over het algemeen zeer serieus, maar tegelijkertijd werd er druk op de Angolese regering uitgevoerd om wantoestanden op het gebied van binnenlands bestuur (corruptie) en economisch beleid recht te zetten. Met de dood van Savimbi is in de houding van de internationale gemeenschap het accent verschoven van conditionele steun naar druk op de regering om met een duidelijk en constructief plan voor vrede en ontwikkeling te komen. Tegelijkertijd besloot de VN Veiligheidsraad de sancties tegen UNITA met zes maanden te verlengen, al werd een uitzondering gemaakt voor de reisrestricties voor UNITA-functionarissen. De Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAU) sprak op 1 mei 2002 haar steun uit voor het besluit van de Veiligheidsraad om de sancties te verlengen ‘tot er onomkeerbare vrede’ geconstateerd kon worden. In april 2002 werd tijdens een bezoek van de speciale adviseur voor Afrika van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ibrahim Gambari, aan Angola gesproken over de rol van de Verenigde Naties in het vredesproces. De VN zouden als waarnemer fungeren van de Joint Commission, de commissie die belast is met de uitvoering van het Memorandum of Understanding. Verder zouden de VN technische en materiele assistentie gaan verlenen bij de inkwartiering van voormalige UNITA-strijders, en humanitaire hulp verlenen aan de families van die strijders, alsmede de humanitaire hulp blijven voortzetten voor de reeds aanwezige ontheemden. In een rapport aan de Veiligheidsraad stelde de secretaris-generaal van de VN, Kofi Annan voor om het mandaat van het VN-bureau in Angola (United Nations Office for Angola (UNOA)) uit te breiden, en het bureau te hernoemen tot missie (United Nations Mission to Angola (UNMA)). Deze missie zou zich moeten richten op enerzijds politieke en militaire zaken en mensenrechten, en anderzijds humanitaire en ontwikkelingszaken, en aanzet tot economisch herstel. Op 26 augustus 2002 tekenden de MPLA en UNITA het zogenoemde Memorandum of Commitment, dat inhield dat het Lusaka akkoord op 15 oktober 2002 moest zijn geïmplementeerd, inclusief de reïntegratie van ex-UNITA militairen. De noodzaak van de VN presentie nam hierdoor aanzienlijk af. Na het verstrijken van het mandaat in februari 2003 werd de missie dan ook niet verlengd. Angola lijkt af te stevenen op een hernieuwde, meer geprofileerde buitenlandse politiek, met name t.a.v. de regio. In oktober 2002 werd de Angola voorzitter van de SADC en op 1 januari 2003 werden zij lid van de Veiligheidsraad van de VN en in 2004 werd Angola vice-voorzitter van de AU. |