Gambia – Impressies 2002
Gambia is een favoriet vakantieland voor vele Nederlanders, Engelsen en Belgen. Er is altijd zon; het is er goedkoop, er zijn mooie hotels en thuis kan men indruk maken door te vertellen dat men in Afrika was.
Datum van aankomst: 27 nov. 2002 |
|
Geografie
Gambia ligt op de uiterste westpunt van Afrika, aan de Atlantische Oceaan. Gambia is met een oppervlakte van 11.300 km² het kleinste land op het Afrikaanse vasteland. De oppervlakte van Gambia is maar iets groter dan een kwart van Nederland of een derde van België. Van oost naar west meet Gambia ongeveer 320 km. Van noord naar zuid varieert de breedte van 20 tot 50 km. Gambia wordt aan drie kanten ingesloten door Senegal.
Het landschap is licht glooiend met wat heuveltjes. Het hoogste punt bedraagt ongeveer 40 meter, en Gambia is daarmee nog vlakker dan Nederland. Dwars door het land loopt de goed bevaarbare Gambia-rivier. Deze rivier voert het hele jaar door water. Langs de kust liggen vele zandstranden.
De delta van de Gambia-rivier is vrij moerassig met een mangrovebegroeiing. Het noorden van Gambia heeft een parklandsavannelandschap met lange grassen, grote struiken en wat bomen. Ten zuiden van de Gambia-rivier begint de bossavanne, grasland met groepen bomen.
Klimaat
Gambia heeft een subtropisch klimaat met een droog en een nat seizoen. Het droge seizoen duurt van ongeveer half oktober tot ongeveer half juni. Het komt vaak voor dat er dan in deze periode geen druppel regen valt. Maart tot en met mei zijn de zonnigste maanden, met gemiddeld 10 uur zon per dag. De noordoostelijke wind (harmattan) waait in die maanden vanuit de Sahara en kan in plaats van regen ook weleens zand brengen. De temperatuur kan aan het einde van de droge tijd tot tegen de 40 °C oplopen. Door de warmte ontstaan er regelmatig windhozen, die Tonkolong genoemd worden. De luchtvochtigheid kan in de droge periode wel dalen tot 25%. De natte periode duurt van ongeveer half juni tot half oktober. Juli, augustus en september zijn de natste maanden in Gambia. De helft van alle regen valt in augustus. De regen valt meestal in buien, ’s nachts en ’s morgens. Het regent echter in de natte periode lang niet altijd, gemiddeld op zo’n twaalf dagen per maand. In de hoofdstad Banjul, gelegen aan de kust, valt jaarlijks ongeveer 1400 mm regen. In Georgetown, gelegen in het binnenland, valt ongeveer 1050 mm regen per jaar. De hoogste luchtvochtigheid, tot wel 95%, wordt in augustus gemeten. De watertemperatuur van de Atlantische Oceaan varieert van 20 tot 27 °C.
Landschap
Gambia kent een grote verscheidenheid aan vegetatie. In 1980 had Gambia nog ongeveer 50.000 ha bos. Acht jaar later nog maar 10.000 ha. De laatste tien jaar zijn er wel enkele herbebossingsprojecten gestart. Verschillende soorten palmen komen voor in Gambia, met name de kokospalm (Cocos nucifera). Opvallend is de katoen- of kapokboom die meer dan 50 meter hoog kan worden. De kapok die uit de zaden komt, wordt gebruikt als vulling voor matrassen en kussens. De kolaboom levert de grondstof voor de frisdrank cola. De mahonieboom levert mahoniehout op. Door het vele kappen komt deze boomsoort nog maar weinig voor in Gambia. In de wat vochtigere gebieden komen bamboebossen voor. Van bamboe worden schuttingen, meubels en diverse gebruiksvoorwerpen gemaakt. Mangrovebossen komen voor in de rivierdelta’s en kunnen ver landinwaarts reiken.
In de droge streken komen acacia’s en de meest karakteristieke boom van Afrika voor: de baobab of apenbroodboom. De baobab wordt ongeveer 20 meter hoog en kan meer dan 1000 jaar oud worden. De boom speelt een rol in talloze Afrikaanse mythen en legenden. De schors, de vruchten, de bladeren, het hout, bijna alles van deze boom wordt door de bevolking gebruikt.
In het nattere zuiden groeien mango-, cashew, en citrusbomen, evenals kerststerren, lelies, wilde orchideeën, oleanders, hibiscus en bougainvillea. De kinineplant levert sap dat o.a. beschermt tegen malaria, de vaakstvoorkomende ziekte in het land. Het olifantsgras is een zeer hoge grassoort en wordt door de boerenbevolking als onkruid beschouwd.
Fauna
In Gambia werden tot nu toe ongeveer 450 verschillende soorten vogels geteld, en nog steeds worden nieuwe soorten ontdekt. Sommige soorten komen alleen in Gambia voor[bron?]. Er vinden in Gambia dan ook vrijwel geen gewone safari’s plaats, maar vogelsafari’s.
Grote vogels zijn onder andere de maraboe, gieren, lepelaars, kraanvogels, arenden, uilen en de opmerkelijke grondneushoornvogels. Grote zoogdieren zijn vrijwel allemaal uitgestorven. Giraffen, leeuwen, buffels en grote antilopen komen vrijwel uitsluitend in natuurparken voor. Diep landinwaarts komen nog wel nijlpaarden en krokodillen in de Gambia-rivier voor. Verschillende kleine apensoorten, zoals de fluweelaap en de huzaaraap komen overal voor. Chimpansees leven alleen nog in het Baboon Island National park. Verder zijn er nog kleine antilopensoorten, aardvarkens en knobbelzwijnen.
Zowel op het land als in het water komen slangen voor – sommige zijn zeer giftig. Reuzenhagedissen en kameleons komen ook regelmatig voor. In de Gambia-rivier leven verschillende zeldzame vissoorten zoals de gitaarvis, de kikkervis, de longvis en de modderkruiper. Doordat het water van de Gambia-rivier zo’n 150 tot 180 kilometer landinwaarts zout is, zijn er in de rivier zelfs dolfijnen waar te nemen. In de kustwateren van Gambia komen onder andere zeeschildpadden, roggen, zeeslangen, krabben, haaien, inktvissen, zwaardvissen en tonijnen voor. De bijna uitgestorven zeekoe is nog af en toe te zien bij riviermondingen. In de mangrovemoerassen leven diverse krabbensoorten, veel watervogels en slijkspringers. Mangroveoesters groeien aan de wortels van de mangrovebomen.
Gambia heeft zes nationale parken en reservaten die samen 3,7% van het Gambiaanse grondgebied beslaan.
bron: wikipedia.org