Essaouira

Vlag Marokko

Datum van aankomst: 11- 10 – 2002 Datum van vertrek: 4 – 11 – 2002 totaal gereden: 6034 km
De route in Marokko: Tanger – Rabat – Casablanca – Boujad – Midelt – Er Rachidia – Tinerhir  – Gorges du Todra/Dadès – Boumalne – Ouarzazate – Marrakech – Essaouira – Tiznit – Guelmime – Tan Tan

Essaouira, zondag 27 oktober 2002

‘s Zondags gaan in Essaouira de families naar het strand om de koelte op te zoeken. Meestal waait het hier hard, waardoor deze voormalige Portugese vesting het paradijs is voor windsurfers. Nu staat er te weinig wind daarvoor en wordt er voetbal gespeeld op het strand met een temperatuur van boven de 30 graden. Met opgestroopte broekspijpen lopen ook wij door het nog redelijk warme zeewater van de Atlantische oceaan, drinken een glaasje vers geperst sinaasappelsap voor de nodige vitaminen en gaan weer op huis aan. Ons huis, dat wij voor drie dagen gehuurd hebben, ligt in een gezellige buurt op 10 minuten slenteren van het strand. De auto staat veilig geparkeerd in de garage naast ons appartement. Essaouira is een vissersplaats en heeft een medina die uniek is voor Marokko.

Essaouira
De smalle straatjes van Essaouira

De door machtige versterkingen omgeven oude stad is volstrekt regelmatig aangelegd, met loodrecht op elkaar staande straatjes. Deze ongewone plattegrond is het werk van de Franse architect Théodore Cornut die als gevangene van de sultan de stad tussen 1760 en 1765 ontwierp. De eilanden die voor de stad liggen, werden al in de zesde en zevende eeuw voor Christus door Punische zeelieden aangedaan. Ten tijde van het Mauritaanse koninkrijk van Yuba II was op deze eilanden een purperindustrie gevestigd die tot de belangrijkste van de antieke wereld behoorde. Tot de dag van vandaag worden de eilanden nog de ‘purpereilanden’ genoemd. Vanwaar deze schijnbare luxe van een huis? Wij zouden toch, volgens de planning ons in het culturele leven moeten begeven van Marrakech en nu wordt er geluierd aan het strand.

strand in Essaouira
Aan het strand in Essaouira eind oktober 2002

Dit vraagt om uitleg. Aangekomen in Marrakech, na een verblijf van enkele dagen in de Hoge Atlas, vroeg onze geest en vooral ons lichaam om rust en verwerking van de indrukken. In het Atlas gebergte hebben wij de auto met volle bepakking op de proef gesteld door een route te nemen die een verbinding vormt tussen de Gorges du Todra en de Gorges du Dades. Het een en ander speelt zich af op een hoogte van 2000 meter en in onze beleving zijn de afgronden waarlangs wij via een stenig, smal pad ons begaven, de helft hiervan. Over de 60 kilometer lange tocht deden wij 6 uur. Ondanks de vele kilometers die wij in Afrika over onbegaanbare paden hebben gereden en het feit dat wij toch al jaren lid zijn van het Dutch Land Rover Register zijn wij niet van die fanatieke terreinrijders. Aan het begin van zo’n tocht door dit continent moet men kunnen vertrouwen op het materiaal maar vooral op het team. Welnu, hier deed zich een gelegenheid voor om ons op de proef te stellen.

Ik citeer Ida’s dagboek: “via Tamtatouch – Msemrir – Boulmalne de Dades, spannend en mooi – we dachten dat deze piste makkelijker zou zijn dan onze Agoudal-avonturen die wiij een paar jaar geleden beleefden met onze vrienden Arie en Rob, maar niets is minder waar. Alles hebben we gehad: het scheef hangen boven een afgrond, trappen lopen, stenen/rotsen en dan weer achteruit omdat we het scheef hangen toch niet vertrouwden. Maar al bij al hebben we het gehaald en ik was diep onder de indruk van wat deze auto kan. In ‘de eerste versnelling – lage gearing’ pakt hij hellingen en rotspartijen – ongelofelijk. Alleen wel heel langzaam maar het is een gek idee, terwijl je niets doet, dat de auto zich over een rotspartij ploegt’.

Achteraf vonden wij het een goed idee dat we deze proef genomen hebben omdat het zich afspeelde in een prachtige omgeving, ons vertrouwen in de auto en de opbouw is bevestigd en vooral dat wij op elkaar kunnen vertrouwen. “Ida, als ik nu met mijn rechter voorwiel op die steen kom, kan jij dan zien hoe ver ik nog van de afgrond ben?” Deze en soortgelijke zinnen werden uitgesproken, terwijl er geen ander geluid was dan de keien die onder de banden wegsprongen en het vertrouwde geluid van de Land Rover Td5. Wij zullen ons op deze reis nog vaker op moeilijke wegen begeven maar nu weten we weer iets meer.

Aangekomen in het voor ons bekende plaatsje Boumalne de Dades, waar ‘s zomers veel landgenoten van Marokkaanse afkomst wonen, troffen wij in de herberg ‘Le Soleil Bleu’ onze goede Fatima aan. Zij zwaait de scepter in de keuken van een klein hotelletje met kampeermogelijkheid en als Fatima zegt dat alles “wachaid” is ( Tascheleit, taal van de Sleuch) dan is voor ons duidelijk dat wij weer even welkom zijn als vroeger.

Gorge in de Hoge Atlas
de magnifieke Gorges du Todra in het Atlasgebergte
Visser in  Essaouira
Visser in Essaouira
blik in de autospiegel
Blik in de autospiegel

De Marokko-kenners onder ons weten dat de route van Errachidia naar Ouarzazate van een ongekende schoonheid is vooral wat betreft de bouwkunst. De Ksour (enkelvoud Ksar) langs deze en andere wegen aan de rand van de Sahara zijn Berbervestingen uit een lang en rijk verleden. Deze stam- en familieburchten zijn gewoonlijk met een muur omringd en bieden plaats aan verscheidene huizen, voorraadschuren, ook wel agadir of tighremt genoemd en meestal vier hoektorens. Nu er vrede is in dit deel van het land en de onderlinge rivaliteit van de stammen is verminderd, hebben de vestingachtige ksour hun oorspronkelijke functie verloren en raken in verval door de weinige maar soms heftige regenval die de lemen bouwwerken doen veranderen in vormloze hopen modder. Tegenwoordig neemt men helaas maar zelden de tijd om de schade te herstellen en als dat gebeurt, wordt de ornamentele versiering verwaarloosd. Het is goed om te zien dat enkele Marokkaanse migranten zich het lot aantrekken van dit cultureel erfgoed en zich bekommeren om de wederopbouw en herstel van deze unieke bouwwerken.

Wij zouden ons storten in het culturele leven van Marrakech. Aangekomen op de camping, 13 kilometer van Marrakech, in de richting van Casablanca overviel ons een weerzin tegen steden in het algemeen en in het bijzonder als het er heet, stoffig en druk is. “Wij komen hier nog wel eens terug” was de gezamenlijke conclusie en we spendeerden een dag om de auto van binnen en buiten weer toonbaar te maken. Bovendien namen wij ons zelf ook onderhanden. Het was aangenaam om met een Portugees team Sahara-ervaringen uit te wisselen; zij gingen een heftige tocht maken door Mauritanië.

Dus niets van de rijke geschiedenis en cultuur van Marrakech maar na een tip van een Fransman dat je in het oude kustplaatsje Essaouira goedkoop een huis kunt huren, was de keuze bepaald. Zo zitten wij dus heerlijk in een voor 15 Euro per dag gehuurd huis inclusief garage, ons voor te bereiden op de tocht naar het zuiden. Voordat wij de Westelijke Sahara ingaan, bezoeken wij Fort Bou Jerif waar een sympathiek Frans echtpaar een camping/hotel aan de rand van de woestijn runt.

Tijdens een bezoek in het voorjaar van 2007 bleek dat Fort Bou Jerif overgenomen is door Pierre Gerbens. Hij heeft dit paradijs verder uitgebouwd. Kijk eens naar zijn mooie website.

Cri du cœur

Nu we weer eens ruim 3000 km gereden hebben in een land dat ons al 25 jaar bezighoudt, moet ons van het hart dat er nog steeds politici en beleidmakers bestaan die het presteren om over “de Marokkanen” te spreken. Dit is een ontkenning van de culturele en historische diversiteit die deze natie rijk is, maar vooral van het verschil in de sociaal-economische positie van de bewoners in dit land. De Franssprekende Marokkaanse vrouwen die boodschappen doen in de luxe Hypermarché Marjane en de bedelende kinderen van de nomaden in de Hoge Atlas hebben niets met elkaar gemeen en weten nauwelijks van het bestaan van elkaar.

Dé Marokkanen bestaan niet en hebben nooit bestaan.